Verplichte identificatie en registratie hond (I&R)
Niet iedereen mag zomaar een dier chippen. Een chip mag ingebracht worden door een dierenarts of een persoon die beroepsmatig chipt.
Een chip is eigenlijk een transponder; een langwerpig buisje van zo’n 8-12mm, ongeveer zo groot als een rijstkorrel, en gemaakt van kunststof of bioglas. In dit buisje zitten een antenne (spoeltje) en een chip waarop een unieke code van 15 cijfers staat. Vandaar de naam ‘chip’. De transponders die gebruikt worden voldoen allemaal aan ISO-standaarden waardoor zij wereldwijd af te lezen zijn. Op de chip zelf staan geen adresgegevens, daarom is het belangrijk dat de chip altijd geregistreerd wordt. Zonder registratie heeft het chippen geen zin.
Met een injectienaald wordt de chip tussen de schouderbladen ingebracht. De chip wordt ingekapseld en blijft daardoor op zijn plek zitten. Het dier voelt niet meer dan een prikje vergelijkbaar met een gewone injectienaald.
Zowel voor als na het chippen worden de gegevens gecontroleerd en gekeken of de chip werkt. De dierenarts kan voor u de gegevens registreren. U kunt zelf deze gegevens wijzigen en voorkeuren aangeven. U bepaalt zelf welke gegevens zichtbaar zijn als de chip uitgelezen wordt.
Dierenartsen, dierenasielen, dierenambulance, politie, etc. gebruiken een reader (afleesapparaat) om het nummer uit de chip op te vragen als ze een huisdier gevonden hebben. Deze reader voorziet de chip van energie waardoor het de code terug kan zenden. Er zit dus geen batterij in de chip en ook geen gps-ontvanger voor het bepalen van de locatie. De chip gaat een levenlang mee.